Robert
Lemm
MEXICO
De georganiseerde misdaad is van alle
tijden, maar soms neemt ze vormen aan waardoor de georganiseerde samenleving
zich rechtstreeks uitgedaagd voelt. Reden voor de Staat om dan de oorlog te
verklaren. En dat is in Mexico het geval sinds 2006. Met inzet van politie en
leger probeert de regering van Felipe Calderón de drugsbendes op de knieën te
krijgen, maar zonder resultaat. In sommige van ’s lands deelstaten regeert de
narco-mafia samen met de reguliere administratie. De corruptie is nagenoeg
geïnstitutionaliseerd en men spreekt van zestigduizend doden over de afgelopen
zes jaar. De directe oorzaken zijn in grote lijnen bekend. De Verenigde Staten
zijn de onverzadigbare afnemer van cocaïne en leverancier van wapens aan de
elkaar beconcurrerende Mexicaanse kartels. De meeste slachtoffers sneuvelen in
die concurrentiestrijd, maar het aantal omstanders dat daarnaast het loodje
legt is zo omvangrijk dat in Mexico een dodencultuur bloeit met de schijn van
heiligheid: ‘la Santa Muerte’.
Een beroemd slachtoffer van die Heilige
Dood was de aartsbisschop van Guadalajara, kardinaal Juan Jesús Posadas Ocampo,
die op 24 mei 1993 werd omgelegd op het internationale vliegveld van zijn stad.
De ware toedracht is nooit achterhaald. Hij zou in het schootsveld hebben
gestaan van twee op elkaar vurende drugsbazen. Als hoofdschuldige werd de baas
van het Sinaloa kartel aangewezen, Joaquín Guzmán Loera, bijgenaamd El Chapo.
El Chapo, momenteel capo di capi en
in 2009 door het Amerikaanse zakentijdschrift Forbes onder de welvarendste mensen ter wereld gerekend, werd een
jaar of wat na de aanslag op de kardinaal gearresteerd in Guatemala door wie
die daar onlangs tot president werd gekozen. Begin 2001 ontsnapte hij uit de
zwaarbewaakte gevangenis van Puente Grande (in de deelstaat Jalisco) en
sindsdien is hij uitgegroeid tot de sterkste man van Mexico. Op verschillende
plaatsen is hij gesignaleerd, maar de overheid laat hem ongemoeid. Het lijkt
erop dat president Calderón de strijd heeft opgegeven en zich bij de overmacht
van de georganiseerde misdaad heeft neergelegd, in de hoop dat de bendes elkaar
afslachten. El Chapo wordt onderwijl in ballades toegezongen als weldoener, en
daarin lijkt hij op de Colombiaanse drugsbaas Pablo Escobar, die in de jaren
negentig sneuvelde en wiens praalgraf te Medellín is uitgegroeid tot
bedevaartsoord. Het Robin Hood-idee van rijken plukken en armen van de buit
laten meeprofiteren is daar debet aan.
Een aanverwant chapiter vormen de media.
Eind april werd de onderzoeksjournaliste Regina Martínez vermoord in Veracruz,
waar de kartels van Sinaloa en Los Zetas (een voormalige elite groep van het
leger) om de macht strijden. Ze is een van de acht verslaggevers die vlak
daarvoor in hetzelfde district zijn omgebracht. Martínez werkte voor het
tijdschrift Proceso, een van de
weinige organen die de toedracht van ‘executies’ boven water probeert te
krijgen. De meeste televisiekanalen en kranten staan onder toezicht van de regering
en die schuiven iedere slachting automatisch af op de drugsbendes. Maar in de
marge werken er nog berichtgevers die hun gegevens krijgen via de kartels, die
graag hun imago opschonen tegenover het vuil dat de officiële publiciteit over
ze uitstort. Ook wordt er informatie gelekt door plaatselijke bestuurders om magistraten
te compromitteren die met de kartels samenwerken. Hoe het ook zij, wie de
misdaden en de corruptie onderzoeken, zitten tussen twee vuren en lopen groot
gevaar. Er zijn in de afgelopen zes jaar al meer dan zestig verslaggevers geliquideerd.
Op 5 mei jl. gaf een Mexicaanse
verdediger van de mensenrechten, Omar Rábago Vital, een verslag in een
Amsterdams café voor een vereniging van Mexicanen in Nederland (Mexicanos por
la Paz). Hij vertegenwoordigt de vrijheid van het woord en de bescherming van
journalisten door de in 2009 opgerichte organisatie Article 19. Zijn boodschap luidt dat de Mexicaanse Staat
medeplichtig is aan het geweld tegen onafhankelijke rapporteurs. De Mexicaanse
democratie draagt het principe van de Vrije Meningsuiting weliswaar hoog in het
vaandel, maar door de oorlog tegen de drugskartels is de waarheid te gevoelig
geworden om het principe te handhaven. De media dienen om de aandacht af te
leiden naar lichtere onderwerpen. En verreweg de meeste commentatoren passen
zich aan.
De criminalisering van Mexico staat niet
op zich. Niet alleen de machtige noorderbuur heeft vuile handen – de politie in
de staat Arizona is voor meer dan de helft verweven met de drugshandel
(Proceso) -, veel Latijns Amerikaanse landen zijn geïnfiltreerd door met name
het kartel van Sinaloa. Een van de dekmantels vormen de plaatselijke kerken.
Ook in Europa, met name in Spanje, hebben de drugsbazen hun handlangers.
Pogingen van vredesactivisten om de drugs te legaliseren ten einde de angel uit
het lucratieve bedrijf te verwijderen, stuiten op weerstand van de Noord
Amerikaanse Drugs Enforcement Administration
(DEA, waarbij inmiddels zoveel ambtenaren al zolang hun brood verdienen dat ze belang hebben bij
het voortbestaan van de illegaliteit.
De hogere politiek kan tijdelijk roet in
het lucratieve eten gooien. Aanstaande presidentsverkiezingen in Mexico eisen
van Felipe Calderón en zijn partij successen in de drugsoorlog. President Obama
zou voor zijn herverkiezing graag El Chapo uitschakelen, zoals hij dat eerder
deed met Osama-bin-Laden.
Hoe heeft het in dit – volgens de
illustere natuurvorser en ontdekkingsreiziger Alexander von Humboldt - mooiste
land ter wereld ooit zover kunnen komen? Een van de oorzaken ligt in het diepgewortelde
wantrouwen jegens de Staat, typerend voor heel Latijns Amerika. De Spaanse
ridder Don Quijote weigerde tegen het eind van zijn leven de georganiseerde
criminaliteit te veroordelen in de persoon van Roque Guinart, de Chapo Guzmán
van zijn tijd. Die vond hij niet slechter dan de vertegenwoordigers van de
georganiseerde samenleving. Als heilzame uitweg hield de ridder zijn leerlingen
het ronddolend bestaan voor.
No hay comentarios:
Publicar un comentario